Scan barcode
A review by mjhpjansen
Het rupsenhuis: roman by Jeanine de Vries
4.0
Het verhaal begint in 1710. De joodse Jaël bevindt zich met haar man Leib in het duistere ruim van een kaag, die midden in de nacht bezig is met de oversteek van de Zuiderzee en hen van Amsterdam naar het onbekende Friese Franeker zal brengen.
Ze wou helemaal niet mee. Ze was op haar manier gelukkig in haar Mokum, waar ze alles had was ze nodig had. Waar Joden gewoon geaccepteerd werden. Waar ze werkte in haar geliefde rupsenhuis, het botanische atelier van de beroemde Maria Sibylla Merian. Waar hun kinderen zijn achtergebleven.
Leib wilde ineens weg nadat een man in het zwartlakense pak van de gereformeerden naar hem was komen informeren. Ze kon nog even langs het atelier van Sibylla, die haar overtuigde om met hem mee te gaan. Ze had haar een opgezette salamander meegegeven, een brief voor de hoogleraar en de opdracht om de rups van een bepaalde mot te vinden. Alleen daarom is ze met Leib meegegaan, vastbesloten om terug te keren zodra het kan. Het afscheid van de kinderen en het vertrek daarna was halsoverkop. Haar schort hing zelfs nog aan de deur.
In Franeker moeten ze hun identiteit en hun manier van leven geheim houden. De samenleving is er vijandig en Joden worden er niet geaccepteerd. Jaël kan er niet aarden en wil zo snel mogelijk terug, maar dat blijkt niet zo eenvoudig. Leib heeft schulden gemaakt en kan zich niet meer in Amsterdam vertonen. Als vrouw alleen kan en mag ze niet reizen. Ze probeert geld te verdienen en zoekt naar manieren om toch terug te kunnen gaan ondanks alle tegenwerking en de gevaren. Ze is vindingrijk en werkt hard, maar ze is ook ongeduldig, nukkig en nogal lomp. Diverse pogingen mislukken, maar haar diepe verlangen om terug te keren en de zoektocht naar de zeldzame rups, haar taak van Sibylla, houden haar op de been.
Het rupsenhuis is een historische roman die deels op ware gebeurtenissen en personages gebaseerd is. Achter in het boek vind je een historische verantwoording en een verklarende woordenlijst van de gebruikte Jiddische woorden en gezegden. Dit zorgt voor extra verdieping. De gebruikte Friese woorden blijken duidelijk genoeg uit de context dus daarvoor was geen woordenlijst nodig.
Het boek schetst een duidelijk beeld van het harde leven in de 18e eeuw, het grote verschil tussen het Amsterdamse Mokum en het Friese Franeker, met name de status van Joden in beide samenlevingen. In Amsterdam konden ze gewoon hun leven leiden, in Franeker werden ze totaal niet geaccepteerd.
De ondergeschikte status van vrouwen die zonder mannelijke begeleiding en reispapieren niet konden reizen, zorgde ervoor dat de Zuiderzee wel heel erg groot was en de afstand bijna niet te overbruggen.
Jeanine de Vries heeft beide helder beschreven. Je wordt als het ware meegesleurd in de wanhoop die Jaël dagelijks voelt. Zij is niet zo'n heel fijn personage, nukkig en een beetje egoïstisch, haar eigen doelen staan altijd voorop, ze is vaak boos en ook afkeurend naar de anderen toe, maar gezien haar situatie en de tijdsgeest was dit zeer begrijpelijk. Ze heeft ook een zorgzame, zachtere kant. Haar vechtlust en doorzettingsvermogen om haar dromen na te jagen zijn bewonderenswaardig en ondanks haar stuurse karakter leef je toch met haar mee en hoop je steeds dat het haar lukt om haar doel te bereiken.
De prachtige kaft, de titel en de informatie dat Jaël voor Maria Sibylla Merian werkt, impliceren misschien dat zij een grote rol in het boek speelt. Dit is maar ten dele waar. Door Jaëls grote verlangen spelen de vrouw en haar atelier altijd in haar gedachten als hoofddoel, maar als personage in het verhaal speelt zij geen rol. Dat lijkt misschien een gemis, maar de focus ligt nu eenmaal op het leven van Jaël, haar ontwikkeling en haar volharding om te bereiken wat ze wil. Dit is grondig uitgewerkt en daardoor staat het verhaal dan ook als een huis. De overige karakters in dit verhaal dienen vooral om Jaël en haar strijd goed neer te zetten.
Het verhaal is wat grimmig en soms zelfs een beetje duister, maar er zijn genoeg lichtpuntjes en de boodschap is hoopvol. Door de prettige schrijfstijl en het gebruik van Jiddische en Friese woorden wordt je als vanzelf meegesleept in het verhaal en wanneer Jaël weer eens een tirade begint en iemand de Franse ziekte wenst, krullen je mondhoeken automatisch omhoog. Het verhaal is historisch correct, de omgeving wordt mooi beschreven en je kunt je goed inleven in Jaël en de mensen die ze ontmoet. Het zorgt voor een zeer realistisch relaas van een koppige, ambitieuze vrouw in een situatie en tijdperk waar daar nauwelijks ruimte voor was.
Jeanine de Vries werd geboren in 1979. Ze woont en werkt in Friesland en onderzocht de Joodse gemeenschap in het Amsterdam van de 18e eeuw.
Ook verdiepte ze zich in de geschiedenis van het botanische atelier van Maria Sibylla Merian voor dit boek. Deze bijzondere vrouw was haar tijd ver vooruit. Zij schilderde planten en onderzocht insecten, hun ontstaan en ontwikkeling en maakte prachtige prenten daarvan. Ze reisde met haar dochter naar Suriname voor onderzoek naar de oorsprong van insecten. Over Maria Sibylla Merian zijn diverse publicaties verschenen.
Ze wou helemaal niet mee. Ze was op haar manier gelukkig in haar Mokum, waar ze alles had was ze nodig had. Waar Joden gewoon geaccepteerd werden. Waar ze werkte in haar geliefde rupsenhuis, het botanische atelier van de beroemde Maria Sibylla Merian. Waar hun kinderen zijn achtergebleven.
Leib wilde ineens weg nadat een man in het zwartlakense pak van de gereformeerden naar hem was komen informeren. Ze kon nog even langs het atelier van Sibylla, die haar overtuigde om met hem mee te gaan. Ze had haar een opgezette salamander meegegeven, een brief voor de hoogleraar en de opdracht om de rups van een bepaalde mot te vinden. Alleen daarom is ze met Leib meegegaan, vastbesloten om terug te keren zodra het kan. Het afscheid van de kinderen en het vertrek daarna was halsoverkop. Haar schort hing zelfs nog aan de deur.
In Franeker moeten ze hun identiteit en hun manier van leven geheim houden. De samenleving is er vijandig en Joden worden er niet geaccepteerd. Jaël kan er niet aarden en wil zo snel mogelijk terug, maar dat blijkt niet zo eenvoudig. Leib heeft schulden gemaakt en kan zich niet meer in Amsterdam vertonen. Als vrouw alleen kan en mag ze niet reizen. Ze probeert geld te verdienen en zoekt naar manieren om toch terug te kunnen gaan ondanks alle tegenwerking en de gevaren. Ze is vindingrijk en werkt hard, maar ze is ook ongeduldig, nukkig en nogal lomp. Diverse pogingen mislukken, maar haar diepe verlangen om terug te keren en de zoektocht naar de zeldzame rups, haar taak van Sibylla, houden haar op de been.
Het rupsenhuis is een historische roman die deels op ware gebeurtenissen en personages gebaseerd is. Achter in het boek vind je een historische verantwoording en een verklarende woordenlijst van de gebruikte Jiddische woorden en gezegden. Dit zorgt voor extra verdieping. De gebruikte Friese woorden blijken duidelijk genoeg uit de context dus daarvoor was geen woordenlijst nodig.
Het boek schetst een duidelijk beeld van het harde leven in de 18e eeuw, het grote verschil tussen het Amsterdamse Mokum en het Friese Franeker, met name de status van Joden in beide samenlevingen. In Amsterdam konden ze gewoon hun leven leiden, in Franeker werden ze totaal niet geaccepteerd.
De ondergeschikte status van vrouwen die zonder mannelijke begeleiding en reispapieren niet konden reizen, zorgde ervoor dat de Zuiderzee wel heel erg groot was en de afstand bijna niet te overbruggen.
Jeanine de Vries heeft beide helder beschreven. Je wordt als het ware meegesleurd in de wanhoop die Jaël dagelijks voelt. Zij is niet zo'n heel fijn personage, nukkig en een beetje egoïstisch, haar eigen doelen staan altijd voorop, ze is vaak boos en ook afkeurend naar de anderen toe, maar gezien haar situatie en de tijdsgeest was dit zeer begrijpelijk. Ze heeft ook een zorgzame, zachtere kant. Haar vechtlust en doorzettingsvermogen om haar dromen na te jagen zijn bewonderenswaardig en ondanks haar stuurse karakter leef je toch met haar mee en hoop je steeds dat het haar lukt om haar doel te bereiken.
De prachtige kaft, de titel en de informatie dat Jaël voor Maria Sibylla Merian werkt, impliceren misschien dat zij een grote rol in het boek speelt. Dit is maar ten dele waar. Door Jaëls grote verlangen spelen de vrouw en haar atelier altijd in haar gedachten als hoofddoel, maar als personage in het verhaal speelt zij geen rol. Dat lijkt misschien een gemis, maar de focus ligt nu eenmaal op het leven van Jaël, haar ontwikkeling en haar volharding om te bereiken wat ze wil. Dit is grondig uitgewerkt en daardoor staat het verhaal dan ook als een huis. De overige karakters in dit verhaal dienen vooral om Jaël en haar strijd goed neer te zetten.
Het verhaal is wat grimmig en soms zelfs een beetje duister, maar er zijn genoeg lichtpuntjes en de boodschap is hoopvol. Door de prettige schrijfstijl en het gebruik van Jiddische en Friese woorden wordt je als vanzelf meegesleept in het verhaal en wanneer Jaël weer eens een tirade begint en iemand de Franse ziekte wenst, krullen je mondhoeken automatisch omhoog. Het verhaal is historisch correct, de omgeving wordt mooi beschreven en je kunt je goed inleven in Jaël en de mensen die ze ontmoet. Het zorgt voor een zeer realistisch relaas van een koppige, ambitieuze vrouw in een situatie en tijdperk waar daar nauwelijks ruimte voor was.
Jeanine de Vries werd geboren in 1979. Ze woont en werkt in Friesland en onderzocht de Joodse gemeenschap in het Amsterdam van de 18e eeuw.
Ook verdiepte ze zich in de geschiedenis van het botanische atelier van Maria Sibylla Merian voor dit boek. Deze bijzondere vrouw was haar tijd ver vooruit. Zij schilderde planten en onderzocht insecten, hun ontstaan en ontwikkeling en maakte prachtige prenten daarvan. Ze reisde met haar dochter naar Suriname voor onderzoek naar de oorsprong van insecten. Over Maria Sibylla Merian zijn diverse publicaties verschenen.